Een boze leerling, daar kan ik wat mee!
Een boze leerling, daar kan ik wat mee!
Voor de tweede keer haal ik haar uit de les. De eerste keer was kennismaken met elkaar en horen of ze een probleem had. School vond dat zeker, maar ervaart zij het ook zo? En wil ze daarbij geholpen worden?
De leerlingen komen een voor een de klas binnen en ik speur of ik haar zie. Verwachtingsvol kijkt ze mij aan en ik knik met mijn hoofd: vragend ja of nee schuddend. Ze knikt ja terug en loopt mee. Ze is blij dat ik haar ben komen halen en durfde zelf niet het initiatief te nemen om een afspraak te maken. Ze vertelt over de kerstvakantie waarin vader haar mobiel heeft gepakt en haar privéberichten ongevraagd heeft gelezen. De volgende dag is ze op de trein gezet naar haar moeder. Hij is boos omdat ze contact heeft met haar oma en wil haar de komende zes jaar niet meer zien. Haar stiefmoeder heeft haar gebeld met wat zij er allemaal van vindt. Haar moeder is ziek en daar moet ze voor zorgen. Met vriend van moeder kan ze niets. Als oudste van het gezin komt ze vaak op de laatste plaats omdat er veel aandacht uit gaat naar haar broertje, naar de stiefzusjes van de nieuwe relatie van moeder en naar de stiefzusjes van de nieuwe relatie van vader.
Ze is boos en bang. Boos omdat alle volwassenen steeds maar aan haar vertellen wat ze van elkaar vinden. Boos omdat er geen rekening met haar wordt gehouden. Ze is bang omdat als ze haar mond open zou doen dat ze dan straf krijgt. Ze denkt dat ze straf krijgt omdat ze niet mag zeggen wat zij er van vindt. Haar gezicht wordt steeds roder, haar nekspieren spannen samen en haar ogen vlammen. “Ben je erg boos?” Ze schiet vol en slikt een brok weg.
Ik geef haar een leeg wit A3-vel en leg een set stiften bij haar neer. “Dit is jouw papier en blijft jouw papier. Je mag hier alles op schrijven, tekenen en zetten om je hoofd leeg te maken. Ik hoef het niet te zien. Dus als je scheldwoorden erop wilt zetten, haatzinnen, boze tekeningen of wat dan ook, dan is dat aan jou. Ik vind daar niets van, het is van jou en je mag ermee doen wat jij wilt. Kijk maar of het je kan helpen om de boosheid een stuk kwijt te raken.”
Ik haal warme chocomelk voor haar en ga aan mijn laptop werken.
Na een kwartier heeft ze veel getekend, ingekleurd en het blad is goed gevuld. Ze vouwt het op en wil het in haar tas stoppen.
“Heeft het wat geholpen.”
“Ja, een beetje.”
“Dat is fijn, maar dat klinkt als nog niet genoeg. Je moet je boosheid meer dan een beetje kunnen kwijtraken. Zou het je helpen als jij het papier net zolang kapot scheurt totdat je voelt dat het helpt?”
Verrast kijkt ze mij aan. “Ik kan het gaan proberen.”
We trekken onze jassen aan en lopen naar buiten, naar het plantsoen uit het zicht van de school. “Eigenlijk mag dat natuurlijk niet zomaar papier op de grond gooien, maar als het je helpt, dan vind ik het goed.”
Ze begint te scheuren en de stukjes worden steeds kleiner. Een paar snippers vallen in de sneeuw op de grond, nauwelijks zichtbaar. De rest houdt ze in haar handen vast totdat ze niet meer kan scheuren omdat haar handen te vol zijn.
“Gooi het maar omhoog en laat het weg waaien door de wind.” Er verschijnt een lach op haar blozende gezicht en ze twijfelt, maar haar ogen spreken.
“Oké, ik tel tot drie en jij gooit het omhoog.” Het zijn prachtige witte vlokken die door de wind worden mee genomen. Ik haal een aantal snippers uit haar haren en van haar jas af en we lopen in stilte terug naar school.
Bij de ingang vraag ik of het haar heeft geholpen. “Ik denk het wel, dank je wel.”
Opmerkingen en vragen zijn welkom:
Désirée Brugmans, info@coaching-spring.nl