Autisme
“Ik moet met jou gaan werken omdat ik autisme heb.”
Een 14-jarige meisje zit tegenover mij.
Als ik met mensen ga werken, probeer ik zo open-minded gesprekken in te gaan. Het is niet van belang dat ik met oplossingen ga komen, het gaat er om wat de ander nodig heeft. “Wie zegt dat jij autisme hebt?” “De meneer in het ziekenhuis en daarna heb ik het van papa en mama gehoord.” “En wat is autisme dan?”
Ze kijkt mij met grote ogen aan. “Weet jij dat niet?” “Ik ken jou niet en weet dus niet wat bij jou autisme is.” Er volgt een diepe zucht. “Ik weet het eigenlijk ook niet zo precies, maar dat is waarom ik zo ben.” “Hoe ben je dan?” “Ik heb moeite met concentreren op school en er is veel ruzie thuis. Mensen begrijpen mij altijd verkeerd en dan word ik boos. Weet je, iedereen denkt altijd maar dat ze gelijk hebben, maar dat is niet zo! Op school zeggen ze dat het komt omdat ik autistisch ben en dus kan ik er niets aan doen.” Ik pak twee tekenbladen en stiften. “Is iedereen hetzelfde?” “Nee, volgens mij niet.” “Wat weten wij nu eigenlijk van elkaar? Jij mag mijn gezicht natekenen en dan teken ik die van jou. Daarna mag jij mij vragen stellen en ik aan jou. Goed?”
Ze bekijkt mij eens goed en vraagt dan: “Doe je bril eens af, want die vind ik moeilijk om te tekenen.” Er staat inmiddels een vorm van een hoofd op het papier. “Waarom heb jij een groot en een klein oog?” “O, heb ik dat? Geen idee, jij ziet dat en ik heb daar eigenlijk geen last van.” “En jij hebt ook een grote bruine vlek in je gezicht.” “Dat heet een moedervlek. Mijn oma en mijn vader hebben die ook. Het hoort gewoon bij mij.” Ondertussen ben ik haar ook aan het tekenen.
“Wat wil je van mij weten?” Ze vraagt of ik kinderen heb en ik vertel haar dat ik een dochter en twee zoons heb. Zij schrijft het om mijn hoofd. Ik vraag haar: “Heb jij iets speciaals wat een ander niet heeft?” Ze denkt na. “Ja, ik denk autisme.” Ik geef haar het tekenblad terug en ze schrijft het bij zichzelf op.
“Waarom vind je dat speciaal?” “Ik hoor thuis en op school nooit dat iemand anders dat ook heeft, dus zal het wel speciaal zijn. Alhoewel ik het helemaal niet wil hebben!”, reageert ze een beetje boos. “Het is vervelend omdat ik daarmee anders ben dan iemand anders en dat wil ik niet.”
Om haar hoofd zet ze haar kwaliteiten en wat ze allemaal goed kan. Verrast kijkt ze mij daarna aan: “Ik kan best wel veel.”
“Weet je”, zeg ik tegen haar, “het gaat er om wat je wel kan! Niet om wat je niet kunt en hoe je daar mee om gaat! Jij hebt autisme, maar je bent ook een 14-jarige kei leuke meid! Denk er maar eens over na waar ik je de volgende keer mee kan helpen.”
Opmerkingen en vragen zijn welkom:
Désirée Brugmans, info@coaching-spring.nl